ECLI:NL:CRVB:2022:463
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering verhoging IVA-uitkering op basis van hulpbehoevendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar IVA-uitkering te verhogen tot 100%. Appellante had in 2012 een IVA-uitkering ontvangen, maar verzocht in 2019 om een verhoging van haar uitkering vanwege hulpbehoevendheid. Het Uwv wees dit verzoek af, omdat uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek bleek dat er geen medische noodzaak was voor geregelde oppassing en verzorging. Appellante ging in beroep, maar de rechtbank Overijssel verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde in essentie herhalingen waren van de eerder aangevoerde beroepsgronden. De rechtbank had deze gronden afdoende besproken en geoordeeld dat de verzekeringsartsen overtuigend hadden gemotiveerd dat appellante niet in een toestand van hulpbehoevendheid verkeerde die geregelde oppassing vereiste. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.