ECLI:NL:CRVB:2022:458

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
19/3339 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep intrekking en proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Tijdens de procedure heeft appellant het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) nadere besluitvorming had verricht, waardoor er geen procesbelang meer bestond. Het Uwv heeft ingestemd met een proceskostenveroordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale proceskostenveroordeling is vastgesteld op € 4.419,01, bestaande uit kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en deskundigenkosten. Het verzoek van appellant om vergoeding van schade is afgewezen, omdat daar geen bewijs voor is geleverd. Voor de vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

19 3339 WIA, 20/2544 WIA

Datum uitspraak: 24 februari 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 juni 2019, 18/2388 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K.M.J. Schrijver hoger beroep ingesteld en verzocht om veroordeling tot vergoeding van schade.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 28 oktober 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Schrijver. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.K. Affia.
Ter zitting heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een urenspecificatie van de kosten van een deskundige ingediend.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

1. In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat door nadere besluitvorming van het Uwv geen procesbelang meer bestaat. Het Uwv heeft ingestemd met een proceskostenveroordeling.
3. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) begroot op € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-) en € 1.518,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-), totaal € 3.036,- voor verleende rechtsbijstand.
4. De kostenvergoeding voor de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, wordt berekend conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Voor de werkzaamheden van de medische adviseur van de Medische Advies Groep (MAG) heeft appellant om vergoeding van in totaal € 2.873,73 verzocht. Uit de urenspecificatie blijkt dat in 2019 en 2020 totaal acht uur en vijftien minuten is besteed aan advisering door een medisch adviseur en drie uur aan secretariële werkzaamheden. Het Uwv wordt gevolgd in het standpunt dat alleen de uren van de medisch adviseur voor vergoeding in aanmerking komen tegen het in het Bts vermelde uurtarief. De overige administratieve en secretariële werkzaamheden komen op grond van artikel 1 van het Bpb niet voor vergoeding in aanmerking.
5. Het bedrag voor werkzaamheden van de medisch adviseur dat door het Uwv moet worden vergoed, wordt als volgt berekend:
  • 425 minuten = 7,08 uur, afgerond 7,5 uur x € 126,47 (tarief 2019) = € 948,53;
  • 70 minuten = 1,17 uur, afgerond 1,5 uur x € 129,63 (tarief 2020) = € 194,45;
  • Totaal: € 1.142,98.
Op grond van artikel 15 van het Bts wordt het bedrag verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd. Dat is in dit geval een bedrag van € 240,03. De vergoeding voor de kosten voor de medisch adviseur bedraagt in totaal dus € 1.383,01.
6. De totale proceskostenveroordeling, bestaande uit kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en deskundigenkosten, bedraagt alsdan € 4.419,01.
7. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade wordt afgewezen, nu daarvan niet is gebleken.
8. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 4.419,01;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van L.R. Kokhuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2022.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) L.R. Kokhuis