ECLI:NL:CRVB:2022:457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Gelderland. Appellant, die zich sinds 2012 ziek heeft gemeld met angstklachten, heeft in het verleden een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. De mate van arbeidsongeschiktheid is door het Uwv vastgesteld op 62,38% per 31 oktober 2016 en 63,86% per 18 juli 2018. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, waarbij hij stelt dat zijn beperkingen niet adequaat zijn beoordeeld en dat er onvoldoende aandacht is besteed aan medische informatie van zijn huisarts en psychiater. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de medische problematiek van appellant. In hoger beroep heeft appellant opnieuw verzocht om benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar de Raad heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.