ECLI:NL:CRVB:2022:450
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en de gevolgen van migraineaanvallen op de arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant door het Uwv per 3 september 2016. Appellant, die als kok werkte, heeft zich ziekgemeld na een auto-ongeluk in 2015 en kreeg een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde de uitkering op basis van de conclusie dat appellant meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Appellant heeft echter migraineaanvallen, die hij gemiddeld drie tot vier keer per week ervaart, wat volgens hem zijn arbeidsvermogen ernstig beïnvloedt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de medische onderbouwing van het Uwv onvoldoende was en heeft het Uwv opgedragen om opnieuw te onderzoeken of appellant in staat is om te werken.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat de frequentie en ernst van de migraineaanvallen van appellant niet voldoende zijn meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsvermogen. De Raad oordeelt dat de conclusie van het Uwv dat appellant niet meer dan 25% van de arbeidsduur zal verzuimen, niet houdbaar is. De Raad stelt vast dat de frequentie van de aanvallen en de duur van de herstelperiode een verzuimpercentage opleveren dat als excessief kan worden bestempeld. Dit betekent dat het Uwv niet kan eisen dat een werkgever appellant in dienst neemt.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond. De ZW-uitkering van appellant wordt per 3 september 2016 voortgezet. Daarnaast wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de nog na te betalen uitkering en in de proceskosten van appellant.