ECLI:NL:CRVB:2022:45
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beoordeling van medische geschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan appellante een WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 9 februari 2018. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank Rotterdam in haar eerdere uitspraak van 20 juli 2021 terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van schending van het beginsel van 'equality of arms'. Appellante had aangevoerd dat zij onvoldoende mogelijkheden had gehad om haar medische gegevens naar voren te brengen en dat er een onafhankelijke deskundige benoemd had moeten worden. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet voldoende aanleiding geeft om te twijfelen aan het oordeel van het Uwv. De Raad bevestigt dat de FML van 5 december 2019 correct is en dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, medisch passend zijn voor appellante. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De uitspraak is gedaan op 5 januari 2022.