ECLI:NL:CRVB:2022:443

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
21/1861 AW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een ontslagbesluit in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift van appellante tegen een ontslagbesluit van de Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Het ontslag was opgelegd wegens plichtsverzuim en het bezwaarschrift was ingediend na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken. De Raad van Bestuur had het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de termijn was ingediend en er geen sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de redenen die appellante had opgegeven voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om als verschoonbaar te worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat appellante, ondanks dat zij in het buitenland verbleef, maatregelen had moeten treffen voor de afhandeling van haar post. De Raad concludeerde dat het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk was verklaard, wat betekende dat het hoger beroep niet slaagde.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de proceskosten werden niet toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor veroordeling in de proceskosten was.

Uitspraak

21 1861 AW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 april 2021, 20/1802 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (Raad van Bestuur)
Datum uitspraak: 17 februari 2022

PROCESVERLOOP

Zitting heeft: J.J.T. van den Corput
Griffier: R. van Doorn
Namens appellante is verschenen haar advocaat mr. B.J. Lokollo. De Raad van Bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M. de Koning en S.C. Griffioen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 16 december 2019 heeft de Raad van Bestuur appellante de disciplinaire maatregel van ontslag opgelegd wegens plichtsverzuim. Bij besluit van 27 maart 2020 (bestreden besluit) heeft de Raad van Bestuur het bezwaar van appellante van 17 februari 2020 tegen het ontslagbesluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit buiten de bezwaartermijn van zes weken is ingediend en geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante betwist dat de bezwaartermijn op 28 januari 2020 was verstreken, omdat het ontslagbesluit niet juist kenbaar is gemaakt. Verder heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
4.1.
De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende. In geval van toezending van het besluit geldt de terpostbezorging door het bestuursorgaan als het moment van bekendmaking. De dag ná die van de verzending (terpostbezorging) is dus de eerste dag van de bezwaartermijn.
4.2.
Het betoog van appellante dat het primaire besluit niet op juiste wijze is bekendgemaakt, omdat zij onvoldoende bereikbaar was via de digitale communicatiekanalen en er geen sprake was van een bestendige communicatiepraktijk treft geen doel. Tussen partijen is niet in geschil dat het primaire besluit (ook) door middel van toezending per (reguliere en aangetekende) post aan appellante bekend is gemaakt, waarmee voldaan is aan het vereiste van art. 3:41, eerste lid, van de Awb. De omstandigheid dat appellante pas bij thuiskomst op 8 januari 2020 kennis heeft genomen van dit besluit, maakt dit niet anders.
4.3.
Uitgaande van de verzending van het primaire besluit op 16 december 2019 is de laatste dag van de bezwaartermijn 28 januari 2020. Het bezwaarschrift van 17 februari 2020 is dan ook buiten de bezwaartermijn ingediend. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de door appellante opgegeven redenen van de termijnoverschrijding geen redenen zijn voor verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Van appellante had, toen duidelijk werd dat zij voor een langere periode in het buitenland zou verblijven, mogen worden verwacht dat voorzieningen werden getroffen met betrekking tot de postafhandeling. Nu appellante heeft nagelaten om adequate maatregelen te nemen ter behartiging van haar eigen belangen komt dit volgens vaste rechtspraak van de Raad voor haar rekening. Bovendien had appellante, toen zij op 8 januari 2020 kennis had genomen van het besluit, nog voldoende tijd om binnen de bezwaartermijn een bezwaarschrift te laten indienen. De omstandigheid dat zij ná kennisname van het ontslagbesluit niet meteen actie heeft ondernomen en dat ná inschakeling van hulp van een derde niet direct een pro-forma bezwaarschrift is ingediend, komt voor rekening van appellante. Het bezwaar van appellante is dan ook terecht nietontvankelijk verklaard.
4.4.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R. van Doorn (getekend) J.J.T van den Corput
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep