ECLI:NL:CRVB:2022:431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2020. Appellant, vertegenwoordigd door mr. K. Celebi, had hoger beroep ingesteld omdat hij meende dat de rechtbank een onjuiste veroordeling in de proceskosten had gedaan. De rechtbank had volgens appellant te weinig punten toegekend voor het bijwonen van de hoorzitting op 17 oktober 2019.
Het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft in reactie op het hoger beroep aangegeven het eens te zijn met appellant. De Raad heeft appellant meerdere keren de gelegenheid gegeven om het hoger beroep in te trekken, maar appellant heeft hier geen gebruik van gemaakt. De Raad heeft vastgesteld dat er geen geschil meer bestaat tussen partijen, aangezien appellant niet heeft gereageerd op de verzoeken van de Raad en het hoger beroep niet heeft ingetrokken.
Hierdoor heeft de Centrale Raad van Beroep geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het procesbelang is komen te vervallen. De Raad heeft ook aangegeven dat appellant zich voor een vergoeding van de proceskosten kan wenden tot het Uwv. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier L.R. Kokhuis, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.