ECLI:NL:CRVB:2022:43
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv, die met ingang van 5 december 2018 is vastgesteld op minder dan 35%. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv zijn medische beperkingen heeft onderschat. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak de gronden van appellant afdoende besproken en het beroep ongegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten overtuigend gemotiveerd waarom de medische beoordeling van appellant correct was en waarom de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 mei 2019 niet gewijzigd hoefde te worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om aan de juistheid van de FML te twijfelen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant in staat is de werkzaamheden te verrichten die horen bij de geduide functies. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.