ECLI:NL:CRVB:2022:427

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
21/1459 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard in sociale zekerheidszaak met betrekking tot WIA-V

Op 3 maart 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/1459 WIA-V. Het betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep van appellant, die in eerste instantie niet tijdig had gereageerd op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2021. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de uitspraak op 18 februari 2021 per aangetekende post naar appellant heeft verzonden, maar deze is als 'onbestelbaar' retour ontvangen. Vervolgens is de uitspraak op 23 februari 2021 per gewone post verzonden, waarbij aan appellant is meegedeeld dat er met deze nieuwe verzending geen nieuwe termijn is gaan lopen. De termijn voor het indienen van hoger beroep eindigde op 1 april 2021, maar het hogerberoepschrift is pas op 28 april 2021 ontvangen, wat betekent dat de termijn is overschreden.

Appellant heeft verzet aangetekend en aangevoerd dat zijn financiële situatie slecht is, hij geen inkomen heeft, en dat zijn woning is ontruimd door huurachterstand. Hij heeft ook aangegeven dat hij ziek is en medicijnen gebruikt. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Appellant had kunnen zorgen voor een derde die zijn belangen behartigde en had ervoor kunnen zorgen dat zijn post werd doorgestuurd. De Raad concludeert dat er in het verzetschrift geen relevante argumenten zijn gepresenteerd die zouden kunnen leiden tot een andere beslissing.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van N.N. Gambier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 maart 2022
21/1459 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2021, 20/2123 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak van 18 februari 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft die beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellant is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en heeft verzet ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 12 november 2021. Appellant heeft via beeldbellen aan de zitting deelgenomen. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellante in de uitspraak van 8 september 2021
niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep niet tijdig is ingediend.
De rechtbank heeft de aangevallen uitspraak op 18 februari 2021 per aangetekende post naar partijen verzonden. De brief van appellant is “onbestelbaar” bij de rechtbank retour ontvangen. Vervolgens heeft de rechtbank de aangevallen uitspraak op 23 februari 2021 per gewone post aan appellant verzonden. Hierbij heeft de rechtbank aan appellant meegedeeld dat er met de nieuwe verzending geen nieuwe termijn is gaan lopen. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend blijft dus 1 april 2021. Het hogerberoepschrift is op 28 april 2021 bij de Raad ontvangen en blijkens de poststempel op 26 april 2021 ter post aangeboden. De termijn voor het indienen van hoger beroep is dus overschreden.
In verzet voert appellant aan dat zijn financiële situatie slecht is omdat hij geen inkomen heeft en daardoor schulden heeft opgebouwd. Ook geeft appellant aan dat zijn woning is ontruimd door een huurachterstand, en dat hij daardoor geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Appellant heeft bij het college een postadres aangevraagd en dat heeft erg lang op zich laten wachten waardoor hij lange tijd geen post heeft kunnen ontvangen. Verder voert appellant nog aan dat hij ziek is en medicijnen inneemt.
In het geval van appellant ziet de Raad geen reden voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Appellant heeft de beroepstermijn overschreden en geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat eerder hoger beroep instellen niet mogelijk was. De situatie van appellant is erg vervelend maar dit neemt niet weg dat appellant een derde had kunnen inschakelen om zijn belangen te behartigen en ervoor had kunnen zorgen dat zijn post werd doorgestuurd. Hij was er van op de hoogte dat hij een uitspraak van de rechtbank kon verwachten. De Raad stelt dan ook vast dat er in het verzetschrift geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van N.N. Gambier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) N.N. Gambier