ECLI:NL:CRVB:2022:414
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst en geschiktheid van functies in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van het Uwv dat zij geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank had geoordeeld dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening hield met de psychische klachten van appellante. Appellante had echter geen nieuwe medische gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt in hoger beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had geconcludeerd dat de beperkingen ten gevolge van de rugklachten van appellante adequaat waren verdisconteerd in de FML, maar dat de elleboogklachten waren onderschat. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. Het verzoek van appellante om een onafhankelijke deskundige in te schakelen werd afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.