ECLI:NL:CRVB:2022:413
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uwv, maar heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een nieuwe beslissing van 22 december 2020 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. De Raad moest enkel nog oordelen over de kosten die appellant in verband met het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de kosten in de bezwaarfase heeft vergoed, maar dat er nog kosten waren gemaakt in de beroeps- en hoger beroepsprocedure. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van deze kosten, die zijn begroot op € 2.277,-. Dit bedrag is opgebouwd uit € 1.518,- voor de kosten in beroep en € 759,- voor de kosten in hoger beroep. Appellant kan zich voor de vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De uitspraak is een toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures.