ECLI:NL:CRVB:2022:413

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
20/3094 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uwv, maar heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een nieuwe beslissing van 22 december 2020 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. De Raad moest enkel nog oordelen over de kosten die appellant in verband met het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de kosten in de bezwaarfase heeft vergoed, maar dat er nog kosten waren gemaakt in de beroeps- en hoger beroepsprocedure. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van deze kosten, die zijn begroot op € 2.277,-. Dit bedrag is opgebouwd uit € 1.518,- voor de kosten in beroep en € 759,- voor de kosten in hoger beroep. Appellant kan zich voor de vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De uitspraak is een toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 februari 2022
20/3094 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
23 juli 2020, 19/6461 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op he verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade.
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.P.C.M. van Es hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 22 december 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 14 juli 2021 heeft mr. van Es namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente.
Bij brief van 2 augustus 2021 heeft het Uwv heeft te kennen gegeven dat de wettelijke rente is vergoed.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de nieuwe beslissing van 22 december 2020 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase inmiddels heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.277,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
GdJ