ECLI:NL:CRVB:2022:411

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
20/1915 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van medische kosten in Spanje na handoperatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 2013 in Spanje woont, had een verzoek ingediend bij het CAK voor vergoeding van medische kosten die hij had gemaakt voor een handoperatie in mei 2016. Het CAK had dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet kon aantonen dat er een toezegging was gedaan over de vergoeding van deze kosten. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd verwezen naar eerdere uitspraken en het vertrouwensbeginsel niet van toepassing werd geacht.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat het CAK hem telefonisch had toegezegd dat de kosten vergoed zouden worden. De Raad oordeelde echter dat de appellant geen nieuwe of andere gronden had aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de appellant niet met concrete en verifieerbare gegevens had aangetoond dat er een toezegging was gedaan door het CAK. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken omtrent vergoedingen van medische kosten en de verantwoordelijkheden van de appellant om zijn claims te onderbouwen.

Uitspraak

20.1915 ZVW

Datum uitspraak: 27 januari 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 maart 2020, 18/7087 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Spanje (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze de bevoegdheden uit die voorheen door het Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
1.2.
Appellant, geboren in 1966, woont sinds 2013 in Spanje. CAK heeft appellant op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004 als verdragsgerechtigde aangemerkt, waardoor hij recht heeft op zorg in zijn woonland (Spanje) ten laste van Nederland. Hij is ingeschreven bij de INSS (Dirección Provincial del Instituta Nacional de la Secuguridad Social de [woonplaats]).
1.3.
Bij besluit van 13 augustus 2018 heeft CAK het verzoek van appellant om vergoeding van door hem in Spanje gemaakte medische kosten wegens een handoperatie in mei 2016 afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 28 september 2018 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 augustus 2018 ongegrond verklaard. Hierbij heeft CAK het standpunt ingenomen dat de ingediende nota’s zullen worden vergoed door INSS overeenkomstig de in het woonlandpakket geldende voorwaarden. Uit de administratie van CAK is niet gebleken dat in week 31 van 2015 een telefoongesprek is gevoerd met appellant. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat CAK heeft toegezegd dat de in Spanje verrichte operatie vergoed zou worden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351, overwogen dat het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat CAK telefonisch de toezegging heeft gedaan dat de kosten van de handoperatie in Spanje zullen worden vergoed. Daarbij heeft de rechtbank verwezen naar de vastlegging van een reeks telefoongesprekken tussen appellant en CAK. Dat appellant in bewijsnood is komen te verkeren, doordat hij niet met zijn eigen telefoon kon bellen en daardoor in een internetcafé heeft gebeld en er geen registratie voorhanden is van de uitgaande gesprekken, dient voor rekening en risico van appellant te komen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hierbij heeft hij aangevoerd dat CAK hem wel degelijk telefonisch heeft toegezegd de operatie te zullen vergoeden. Het is niet aannemelijk dat CAK geen enkele registratie heeft van door hem gevoerde gesprekken over vergoeding van de handoperatie. De omstandigheid dat hij zelf ook geen registratie kan overleggen van dergelijke gesprekken kan hem niet verweten worden, omdat hij via een internetcafé moest bellen om contact te kunnen maken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgrond in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en voldoende gemotiveerd waarom deze niet leidt tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne en voegt daar het volgende aan toe. Ook in hoger beroep heeft appellant niet met concrete en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat (de rechtsvoorganger van) CAK de door hem gestelde toezegging heeft gedaan en uit de overigens aanwezige gegevens blijkt dat het door hem nader genoemde telefoonnummer niet een nummer betreft dat bij CAK in gebruik was.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2022.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) D. Al-Zubaidi