ECLI:NL:CRVB:2022:411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van medische kosten in Spanje na handoperatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 2013 in Spanje woont, had een verzoek ingediend bij het CAK voor vergoeding van medische kosten die hij had gemaakt voor een handoperatie in mei 2016. Het CAK had dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet kon aantonen dat er een toezegging was gedaan over de vergoeding van deze kosten. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd verwezen naar eerdere uitspraken en het vertrouwensbeginsel niet van toepassing werd geacht.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat het CAK hem telefonisch had toegezegd dat de kosten vergoed zouden worden. De Raad oordeelde echter dat de appellant geen nieuwe of andere gronden had aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de appellant niet met concrete en verifieerbare gegevens had aangetoond dat er een toezegging was gedaan door het CAK. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken omtrent vergoedingen van medische kosten en de verantwoordelijkheden van de appellant om zijn claims te onderbouwen.