Uitspraak
20 1525 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
1 november 2010 tot en met 1 september 2011 bijstand naar de norm voor gehuwden. Van
12 mei 2014 tot en met 28 februari 2015 en 1 juni 2015 tot en met 7 september 2015 ontving hij bijstand naar de norm voor een alleenstaande, sinds juni 2015 op grond van de Participatiewet.
€ 109.056,85 en op 3 juli 2007 € 39.690,28 op zijn rekening had staan. Naar aanleiding van de meldingen heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verstrekte bijstand. Bij dossieronderzoek bleek dat op 20 oktober 2014 anoniem was gemeld dat appellant huizen in Marokko bezit.
7 september 2015 en de gemaakte kosten van bijstand over deze periode van appellant teruggevorderd tot een bedrag van € 65.786,74. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij kon beschikken over een woning in Marokko waarvan de waarde hoger was dan het vrij te laten vermogen en over twee bankrekeningen in Marokko. Hierdoor is het recht op bijstand niet vast te stellen.