ECLI:NL:CRVB:2022:387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk wegens onredelijke termijn en gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 8 april 2020, waarin zijn eerdere verzoek om herziening van een uitspraak van 12 april 2019 was afgewezen. De Raad oordeelde dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor herziening, zoals vastgelegd in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelde vast dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die verzoeker minder dan een jaar voor de indiening van het herzieningsverzoek bekend waren geworden. De oorspronkelijke uitspraak dateerde van meer dan een jaar voor de indiening van het verzoek, waardoor het verzoek als onredelijk laat werd beschouwd.
Tijdens de zitting op 6 januari 2022 was verzoeker niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat verzoeker in wezen een herhaling van eerdere argumenten aanvoerde zonder nieuwe informatie te presenteren. De Raad benadrukte dat een verzoek om herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over eerdere uitspraken, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. De beslissing om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen in het openbaar en de proceskosten werden niet toegewezen.