Uitspraak
7 mei 2019, 18/2499 (aangevallen uitspraak 1) en van 22 april 2021, 20/2013
(aangevallen uitspraak 2)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
5 december 2017 heeft het Uwv geweigerd aan appellante per 23 november 2017 een
WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 4 september 2018 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van 22 augustus 2018 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van
31 augustus 2018 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. In bezwaar is de functie productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) komen te vervallen. Er resteren nog vier functies op basis waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd is vastgesteld op minder dan 35%.
1 oktober 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op het rapport van Klijn en gemotiveerd waarom het rapport van Klijn geen aanleiding geeft om grote wijzigingen in de belastbaarheid aan te brengen. Wel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op 1 oktober 2020 een vijftal punten aangepast wat betreft de dynamische handelingen en statische houdingen. Met inachtneming van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies opnieuw beoordeeld. Binnen SBC-code 267050 is één functie komen te vervallen en vervangen door een andere, geschikte functie binnen dezelfde SBC-code. De mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is ongewijzigd vastgesteld op minder dan 35%.
4.5. Over de door appellante geclaimde urenbeperking wordt overwogen dat Klijn geen indicatie heeft gezien voor een urenbeperking en dat appellante haar standpunt ook niet met andere medische gegevens heeft onderbouwd. Er is daarom geen grond om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen reden is om naast de aangenomen beperkingen een urenbeperking aan te nemen.
21.1825 WIA
WW-uitkering dertien weken is doorbetaald is aan appellante per 21 mei 2018 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
5.2. In het kader van een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft appellante het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellante belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een FML van 6 februari 2020. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 18 februari 2020 heeft het Uwv geweigerd aan appellante met ingang van 17 februari 2020 een
WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 29 juni 2020 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard. Aan bestreden besluit 2 liggen rapporten van 10 juni 2020 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 26 juni 2020 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
(SBC-code 272043) alsnog is komen te vervallen, zodat de hiertegen in beroep aangevoerde gronden die de rechtbank niet inhoudelijk heeft beoordeeld, onbesproken kunnen blijven.
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 759,- per punt) en op € 1.897,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een reactie, met een waarde van € 759,- per punt), voor verleende rechtsbijstand. Ook bestaat aanleiding om de kosten van de door appellante in hoger beroep ingeschakelde verzekeringsarts Klijn ten laste van het Uwv te vergoeden. De werkzaamheden van Klijn van 11 uur komen voor vergoeding in aanmerking. Conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt ten hoogste een maximumbedrag vergoedt van
€ 126,47 per uur, vermeerderd met de omzetbelasting. Dit betekent dat voor de werkzaamheden van Klijn van 11 uur een bedrag van € 1.683,32 inclusief 21% btw voor vergoeding in aanmerking komt. De op de specificatie van de factuur genoemde secretariële kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat artikel 1 van het Bpb niet in deze kosten voorziet. De totale proceskostenveroordeling bedraagt dan € 5.098,82.