ECLI:NL:CRVB:2022:376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en herstelkansen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een IVA-uitkering aan betrokkene, die als (ex-)werkneemster van appellante arbeidsongeschikt was. Betrokkene was sinds 30 november 2011 uitgevallen door psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had eerder een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling concludeerde het Uwv dat er geen sprake meer was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts, die had aangegeven dat er een meer dan geringe kans op herstel bestond. De Raad oordeelde dat de arbeidsongeschiktheid van betrokkene op de datum in geding, 17 december 2015, niet duurzaam was in de zin van de Wet WIA. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.415,50 bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van de medische situatie van de verzekerde en de herstelkansen bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft in zijn overwegingen de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie betrokken, en heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.