ECLI:NL:CRVB:2022:350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van het Uwv inzake beslaglegging door de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bij het nemen van een bestreden besluit is gebleven binnen het kader van een beslag dat door de Belastingdienst was gelegd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv verplicht was volledige medewerking te verlenen aan het gelegde beslag, zonder de geldigheid en omvang daarvan te beoordelen. Appellant, die in hoger beroep ging, stelde dat de schadevergoeding die hem was toegekend, onterecht was afgedragen aan de Belastingdienst en dat het Uwv verantwoordelijk was voor de beslaglegging. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv binnen het kader van het beslag was gebleven. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en er werd geen grond gevonden voor een veroordeling tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civiele beoordeling van beslaglegging.