ECLI:NL:CRVB:2022:335

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
19/4553 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door Uwv met gewijzigde beslissingen op bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Op 12 juli 2021 heeft het Uwv echter twee gewijzigde beslissingen op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 10 augustus 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen het Uwv.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven. De Raad heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld. Volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan worden veroordeeld in de kosten als het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt, moet vergoeden.

De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.036,-, bestaande uit € 2.277,- voor de kosten in beroep en € 759,- voor de kosten in hoger beroep. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.P.M. Zeijen, met H. Alajai als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 februari 2022
19/4553 en 19/4554 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
26 september 2019, 18/1136 en 19/641 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I. Wudka, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 12 juli 2021 twee gewijzigde beslissingen op bezwaar genomen.
Op 10 augustus 2021 heeft mr. Wudka namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissingen op bezwaar 12 juli 2021 aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase inmiddels heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 2.277,- in beroep (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.036,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.036,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
GdJ