ECLI:NL:CRVB:2022:333

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
19/1455 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 26 augustus 2021 volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd, die op 1 juli 2021 een rapport heeft uitgebracht. De zitting vond plaats op 20 januari 2021, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor, en het Uwv vertegenwoordigd was door gemachtigde R. Spanjer. Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellant verzocht om een proceskostenveroordeling. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.415,50, inclusief reiskosten van € 54,24. De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld tot een totale kostenvergoeding van € 3.469,74. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 februari 2022
19/1455 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
28 februari 2019, 18/2505 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Meulenberg-ten Hoor. Het Uw is verschenen bij gemachtigde R. Spanjer.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. Deze heeft op
1 juli 2021 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 26 augustus 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 22 september 2021 is namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 26 augustus 2021 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) in beroep en € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de zienswijze na verslag deskundigenonderzoek) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.415,50.
De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank en de Raad, komen tot een bedrag van € 54,24 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.469,74.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
GdJ