ECLI:NL:CRVB:2022:330

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
21/1999 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van vervolging en oorlogsgeweld in relatie tot aanvragen op basis van de Wuv en Wubo

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in november 1944 in Roemenië, heeft aanvragen ingediend op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvragen zijn afgewezen omdat de appellant geen vervolging heeft ondergaan en niet kan worden gelijkgesteld met een vervolgde, aangezien hij is geboren in een bevrijd gebied. De Raad heeft vastgesteld dat de omstandigheden waaronder de moeder van de appellant verkeerde tijdens haar zwangerschap niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvragen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de appellant niet kan worden aangemerkt als burger-oorlogsslachtoffer, omdat hij niet zelf oorlogsgeweld heeft meegemaakt. De besluiten van de Pensioen- en Uitkeringsraad zijn derhalve in stand gehouden en de beroepen zijn ongegrond verklaard.

Uitspraak

21.1999 WUV, 21/2000 WUBO

Datum uitspraak: 28 januari 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder van 26 april 2021, kenmerk BZ011438919 (bestreden besluit 1) onderscheidenlijk kenmerk BZ011431255 (bestreden besluit 2). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) onderscheidenlijk de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 19401945 (Wubo).
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2021. Appellant heeft via beeldbellen deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van de Wiel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is geboren in november 1944 in [geboorteplaats] , Roemenië. De joodse-vader van appellant is geboren in Roemenië. De niet-joodse moeder van appellant is geboren in het toenmalig Nederlands-Indië. De ouders van appellant zijn in 1936 in Roemenië getrouwd. Zij zijn vanaf oktober 1941 tot maart 1944 geïnterneerd geweest in het concentratiekamp [concentratiekamp] . In december 2020 heeft appellant een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de Wuv dan wel de Wubo.
1.2.
Verweerder heeft de Wuv-aanvraag afgewezen bij besluit van 11 februari 2021, na bezwaar gehandhaafd bij bestreden besluit 1, op de grond dat appellant geen vervolging heeft ondergaan omdat ten tijde van zijn geboorte [geboorteplaats] en een groot deel van Roemenië waren bevrijd. Verweerder heeft verder geen aanleiding gezien te onderzoeken of appellant met de vervolgde kan worden gelijkgesteld omdat appellant is geboren ná de bevrijding en van met de vervolging vergelijkbare omstandigheden om die reden hier niet aan de orde is. Tot slot stelt verweerder dat appellant niet voldoet aan de nationaliteitseisen van de Wuv.
1.3.
De Wubo-aanvraag is door verweerder afgewezen bij besluit van eveneens 11 februari 2021, na bezwaar gehandhaafd bij bestreden besluit 2, op de grond dat in onvoldoende mate is aangetoond of aannemelijk is gemaakt dat appellant getroffen is door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot het volgende oordeel.
2.1.
Voorop wordt gesteld dat naar vaste rechtspraak [1] een ongeboren vrucht niet kan worden aangemerkt als vervolgde in de zin van de Wuv of als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo en dat wat de moeder is overkomen niet een gebeurtenis is waardoor degene die later uit de moeder is geboren persoonlijk is getroffen. De omstandigheden waaronder de moeder van appellant heeft verkeerd in de periode waarin zij in verwachting was van appellant kunnen dus bij de beoordelingen van de aanvragen van appellant geen rol spelen.
2.2.
Daarnaast moet worden vermeld dat voor aanspraken op grond van de Wuv respectievelijk de Wubo als eerste voorwaarde geldt dat de aanvrager vervolging in de zin van de Wuv heeft ondergaan respectievelijk direct betrokken moet zijn geweest bij oorlogsgeweld in de zin van de Wubo voordat de medische gevolgen daarvan aan de orde kunnen komen. Verweerder heeft dan ook terecht (uitsluitend) beoordeeld of appellant vervolging dan wel oorlogsgeweld heeft ondergaan.

WUV

2.2.1. Appellant beroept zich op het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Wuv. De in dit artikellid geregelde mogelijkheid tot gelijkstelling met de vervolgde ziet echter op personen die vervolging in de zin van de Wuv hebben ondergaan maar niet voldoen aan de overige vereisten van het bedoelde eerste lid, en op personen die tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 in omstandigheden verkeerden die overeenkomst vertonen met vervolging.
2.2.2. In de zomer van 1944 was de Duitse bezetter uit [geboorteplaats] en het grootste deel van Roemenië verdreven. Dat betekent dat appellant in november 1944 in bevrijd gebied is geboren. Om die reden heeft hij geen vervolging in de zin van de Wuv ondergaan en kan hij evenmin in met vervolging vergelijkbare omstandigheden hebben verkeerd. Voor een onderzoek naar het mogelijk kunnen toepassen van de anti-hardheid van artikel 3, tweede lid, van de Wuv heeft verweerder op goede gronden geen aanleiding gezien.
2.2.3. Uit het voorgaande volgt dat bestreden besluit 1 in rechte stand kan houden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.

WUBO

2.3.1. In artikel 2, eerste lid, van de Wubo, is omschreven wie onder burger-oorlogsslachtoffer wordt verstaan. Het gaat onder meer om degenen die tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 als burger lichamelijk of psychisch letsel hebben opgelopen ten gevolge van met de krijgsverrichtingen direct verbonden handelingen of maatregelen dan wel ten gevolge van handelingen of maatregelen die door of namens de bezetter tegen hen waren gericht.
2.3.2. Het is ook de Raad niet gebleken dat appellant oorlogsgeweld heeft meegemaakt als bedoeld in de Wubo. De omstandigheid dat de ouders van appellant geïnterneerd zijn geweest brengt niet mee dat appellant zelf oorlogsgeweld in de zin van de Wubo heeft meegemaakt. Ten tijde van de internering van zijn ouders was appellant immers nog niet geboren.
2.3.3. Dit brengt mee dat ook bestreden besluit 2 in rechte stand kan houden. Ook dit beroep zal ongegrond worden verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart beroepen ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2022.
(getekend) H. Lagas
(getekend) D. Al-Zubaidi

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 26 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2285.