ECLI:NL:CRVB:2022:309

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
21/2273 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 17 februari 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2273 WUV. Het beroep is ingesteld door een appellant tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 19 mei 2021. De appellant werd in een eerdere brief van 30 juni 2021 geïnformeerd over de verschuldigdheid van een griffierecht van € 49,-, dat uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een herinnering per aangetekende brief op 31 juli 2021, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, op basis van de beschikbare gegevens, niet kan worden geoordeeld dat de appellant niet in verzuim is geweest. Het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek te doen, aangezien de procedure niet inhoudelijk behandeld kan worden zonder betaling van het griffierecht. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter B.J. van de Griend, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 februari 2022
21/2273 WUV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Svb van 19 mei 2021, kenmerk BZ011350450.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 30 juni 2021 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 49,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 31 juli 2021 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2022.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.