ECLI:NL:CRVB:2022:305

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
20/1417 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de terugvordering van uitkering door het Uwv en de vaststelling van aflossingscapaciteit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de terugvordering van een uitkering. Het Uwv had op 14 maart 2019 vastgesteld dat de maandelijkse aflossingscapaciteit van appellant € 1.006,14 bedroeg, maar had uit coulance besloten om een lager bedrag van € 673,34 per maand in te houden. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna het Uwv op 28 juni 2019 besloot om het termijnbedrag te verlagen naar € 561,11 per maand, zodat appellant de terugvordering van € 20.200,24 in 36 maanden kon voldoen. Appellant stelde dat er dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de terugvordering ernstige sociale of financiële gevolgen voor hem had. De overgelegde informatie van de huisarts toonde niet aan dat er sprake was van ernstige medische of psychische problematiek als gevolg van de terugvordering. Appellant had weliswaar psychische klachten, maar deze waren in belangrijke mate gerelateerd aan andere omstandigheden, zoals een gestagneerde rouwverwerking en een lopende strafzaak.

De Centrale Raad van Beroep concludeert dat er geen dringende redenen zijn om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien. De beslissing van het Uwv om de aflossingscapaciteit vast te stellen op € 561,11 per maand wordt derhalve bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.1417 ZW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 februari 2020, 19/3036 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 1 februari 2022
Zitting heeft: mr. A.I. van der Kris
Griffier: G.S.M. van Duinkerken
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2022. Namens appellant is verschenen mr. P.A.J. van Putten, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. van Steenwijk.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 14 maart 2019 heeft het Uwv vastgesteld dat de maandelijkse aflossingscapaciteit van appellant € 1.006,14 bedraagt, maar dat uit coulance is besloten een bedrag van € 673,34 maandelijks op de uitkering van appellant in te houden, zodat hij de terugvordering van € 20.200,24 in 30 maanden kan voldoen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 28 juni 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar gegrond verklaard en besloten om het termijnbedrag te verlagen naar € 561,11 per maand zodat appellant de terugvordering in 36 maanden kan voldoen. Daaraan is toegevoegd dat er geen dringende redenen zijn om van verlaging of van terugvordering af te zien.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In wat appellant heeft aangevoerd en overgelegd heeft de rechtbank geen dringende redenen gezien waardoor het Uwv had moeten afzien van verdere terugvordering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellant onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de terugvordering dusdanig ernstige sociale of financiële gevolgen voor hem heeft dat hij als gevolg daarvan in een onaanvaardbare situatie is gekomen. De overgelegde informatie van de huisarts toont niet aan dat sprake is van een ernstige medische of psychische problematiek als gevolg van de terugvordering.
3. Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd worden onderschreven. Appellant is in hoger beroep uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt, dat wel sprake is van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, nader te onderbouwen. Gebleken is dat de behandelend psycholoog van appellant geen verklaring daarover heeft willen afleggen. Appellant heeft wel een huisartsenjournaal van 25 januari 2022 van zijn huisarts overgelegd. Daaruit blijkt dat appellant op 25 januari 2022 aan zijn huisarts heeft gemeld dat de procedure met het Uwv voor veel stress en depressieve gevoelens bij hem heeft gezorgd. Uit deze informatie blijkt echter ook dat de psychische klachten van appellant in belangrijke mate samenhangen met een gestagneerde rouwverwerking na het overlijden van zijn echtgenoot zes jaar geleden. Ter zitting is voorts besproken dat ook een al geruime tijd lopende strafzaak tegen appellant en nieuwe terugvorderingen van het Uwv voor stress en spanning zorgen bij appellant. Het is begrijpelijk dat de situatie waarin appellant door al deze omstandigheden is komen te verkeren door hem als stressvol wordt ervaren. De brief van de huisarts en het verhandelde ter zitting bieden echter onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Er is onvoldoende gebleken van onaanvaardbare sociale of financiële consequenties als gevolg van de terugvordering.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) G.S.M. van Duinkerken (getekend) A.I. van der Kris
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep