ECLI:NL:CRVB:2022:303
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich op 9 mei 2014 ziek meldde met rugklachten en maag-/darmklachten. Het Uwv had appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na afloop van deze periode werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 69,98%. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de functies die hem waren aangeboden niet passend waren, omdat hij niet langer dan twee uur per dag kon staan. Het Uwv verdedigde echter dat in de geduide functies niet langer dan vier uur per dag werd gestaan, wat volgens hen binnen de belastbaarheid van appellant viel.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant 69,98% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had voldoende onderbouwd dat appellant in staat was om vier uur per dag te staan, en dat de FML van 10 september 2018 in dit opzicht onjuist was. De Raad concludeerde dat de geduide functies geschikt waren voor appellant, omdat de belastbaarheid niet werd overschreden. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak, met verbetering van de gronden. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.653,10 bedroegen, inclusief griffierechten.