ECLI:NL:CRVB:2022:296

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
21/894 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie en de rechtsgeldigheid van de matching

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, werkzaam bij de politie, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef van politie met betrekking tot de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie. De appellant betwist de wijze waarop de matching heeft plaatsgevonden en stelt dat deze niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie is geschied. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn, is niet voldoende om de beslissing van de korpschef te weerleggen. De Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor toepassing van de hardheidsclausule, aangezien deze niet bedoeld is om rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

21.894 AW

Datum uitspraak: 11 februari 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2021, 19/2753 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2021. Appellant is verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J.C. Garrels.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam bij de politie in de functie van [functie 1]. De korpschef heeft de uitgangspositie van appellant voor zijn functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) bepaald op [functie 1]. Voor appellant geldt hierbij de functiebeschrijving van [functie 1] uit het concept Landelijk functieraster 2004.
1.2.
Met het besluit van 16 december 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 23 juli 2014, heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie 2], vakgebied [vakgebied], inzetbaar op [werkgebied], met bijbehorende salarisschaal 11.
1.3.
Met de uitspraak van 1 augustus 2017, 14/6107, heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 23 juli 2014 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de korpschef opdracht gegeven tot het nemen van een nieuw besluit op bezwaar met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat er meerdere korpsfunctiebeschrijvingen van [functie 1] in omloop waren en dat is komen vast te staan dat de matching heeft plaatsgevonden op basis van een verkeerde korpsfunctieomschrijving.
1.4.
Met het besluit van 23 april 2019 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 16 december 2013 met een gewijzigde motivering in stand gelaten. De korpschef heeft de korpsfunctiebeschrijving [functie 1], functiecode 505 van het voormalig Korps Landelijke Politie Diensten op basis van het conceptfunctieraster 2004 ter matching aangeboden aan de werkgroep Matching LFNP. De werkgroep heeft vastgesteld dat deze korpsfunctiebeschrijving dezelfde matching met de LFNP-functie [functie 1] oplevert.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
4.2.1.
Appellant heeft gesteld dat hij niet zozeer de uitkomst van de voorliggende matching bestrijdt, maar dat zijn bezwaren voornamelijk zijn gericht tegen het matchingsproces. Appellant verwijst in dit kader naar de door de korpschef gevolgde procedure waarbij in eerste instantie is uitgegaan van de verkeerde korpsfunctiebeschrijving. Hij is nu niet overtuigd dat van de juiste korpsfunctiebeschrijving is uitgegaan en de juiste procedure is gevoerd. Daarnaast is volgens appellant sprake van een ongeoorloofde wijziging van de spelregels tijdens de wedstrijd.
4.2.2.
Dat bij de matching in eerste instantie van een onjuiste korpsfunctiebeschrijving is uitgegaan, kan erop zichzelf beschouwd niet toe leiden dat de matching zoals deze nu voorligt in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De Raad ziet in wat appellant naar voren heeft gebracht geen aanknopingspunten voor het oordeel dat bij het bestreden besluit niet van de juiste korpsfunctiebeschrijving is uitgegaan. Ook ziet de Raad geen aanknopingspunten dat nu niet de juiste procedure is gevoerd. Dat de motivering van de werkgroep in de brief van 9 januari 2018 niet uitvoerig is doet daaraan niet af. Los van de door appellant naar voren gebrachte verschillen in de korpsfunctiebeschrijvingen, is sprake van voor de matching veelal relevante overeenkomsten in de beschrijvingen. Dat matching met de juiste korpsfunctiebeschrijving nu tot eenzelfde resultaat heeft geleid is, gelet op de stapsgewijze manier van matching [1] , niet onlogisch.
4.2.3.
Het betoog van appellant dat erop neerkomt dat het matchen op schaal, in plaats van het matchen op inhoud, zozeer afbreuk doet aan de zorgvuldigheid en rechtszekerheid dat artikel 3, vierde lid, van de Regeling overgang naar een LFNP functie [2] (Regeling) ten aanzien van hem buiten toepassing moet blijven, slaagt niet. De Raad verwijst naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015. [3] De Raad heeft in die uitspraak in het bijzonder geoordeeld dat de wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching [4] niet kan leiden tot het oordeel dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling ernstige feilen kleven. Verder heeft de Raad eerder overwogen dat het tot de verantwoordelijkheid van de ambtenaar behoort om functieonderhoud te vragen. [5] Het afzien daarvan dient voor zijn risico te blijven. Niet gebleken is bovendien dat er van de kant van de korpschef uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij appellant gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.
4.2.4.
De conclusie is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.3.
Voor toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling, is, anders dan appellant wenst, evenmin plaats. De hardheidsclausule is niet bedoeld om alsnog rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden en ook niet om alsnog de uitgangspositie te corrigeren. De stelling van appellant dat hij een unieke korpsfunctie had, is, los van wat daar verder van zij, evenmin aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2022.
(getekend) H. Lagas
(getekend) D. Al-Zubaidi

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550, in het bijzonder rechtsoverweging 6.6 en verder.
2.Stcrt. 2013, nr. 13141.
3.ECLI:NL:CRVB:2015:1550, in het bijzonder rechtsoverwegingen 7.2 tot en met 7.3.2.
4.Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776.
5.Uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1663, in het bijzonder rechtsoverweging 7.1 tot en met 7.3.2.