ECLI:NL:CRVB:2022:286

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
20/3633 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing laattijdige aanvraag Wajong-uitkering en bewijslast bij aanvrager

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een laattijdige aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante, geboren in 1963, had op 2 januari 2019 een aanvraag ingediend, die door het Uwv was afgewezen op basis van het ontbreken van medische gegevens over haar 17de en 18de levensjaar. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft dit oordeel volledig.

De Raad benadrukt dat bij laattijdige aanvragen de bewijslast en het bewijsrisico bij de aanvrager liggen. Appellante heeft geen relevante medische gegevens overgelegd die haar arbeidsongeschiktheid in de betreffende jaren konden onderbouwen. Het Uwv had appellante meerdere keren verzocht om deze gegevens, maar zij heeft geen informatie verstrekt over behandelaars of zorginstellingen uit die periode. De Raad concludeert dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat appellante arbeidsongeschikt was in de jaren waar het om gaat.

De Centrale Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst erop dat de omstandigheden uit de jeugd van appellante, zoals een nekoperatie en de treinkaping bij De Punt, niet voldoende zijn om haar arbeidsongeschiktheid te onderbouwen. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

20.3633 WAJONG-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 september 2020, 20/871 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 januari 2022
Zitting heeft: A.I. van der Kris
Griffier: J.J.C. Vorias
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 19 januari 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. E.T. van Dalen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1963, heeft op 2 januari 2019 een laattijdige aanvraag ingediend om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015). Bij besluit van 31 juli 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 februari 2020 (bestreden besluit), heeft het Uwv deze aanvraag na medisch onderzoek afgewezen. Aan de afwijzing ligt ten grondslag dat er geen medische gegevens over het zeventiende en achttiende jaar van appellante beschikbaar zijn, zodat niet kan worden vastgesteld dat er vanaf die tijd arbeidsbeperkingen zijn op grond van ziekte of gebrek met een duurzaam karakter.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel rust worden geheel onderschreven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij laattijdige Wajong-aanvragen de bewijslast en het bewijsrisico bij de aanvrager liggen en dat slechts beperkingen kunnen worden aangenomen voor zover dit volgt uit beschikbare medische gegevens. De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest. Het Uwv heeft appellante meermaals gevraagd om gegevens op grond waarvan nader onderzoek kon worden gedaan. Appellante heeft geen medische gegevens overgelegd die zien op haar 17de en 18de levensjaar, zelfs geen namen van behandelaars of van (zorg)instellingen. Het Uwv had dus niets in handen om nader onderzoek te kunnen doen. Dat appellante op 7-jarige leeftijd een nekoperatie heeft ondergaan en op 14-jarige leeftijd de treinkaping bij De Punt heeft meegemaakt, is onvoldoende om daaruit af te leiden dat zij op haar 17de en 18de verjaardag arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft dan ook terecht het standpunt van het Uwv gevolgd dat niet kan worden vastgesteld dat appellante voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend.) J.J.C. Vorias (getekend.) A.I. van der Kris
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep.