In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had een maatregel opgelegd gekregen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Deze maatregel hield in dat de bijstand van de appellant over de maand juni 2020 met 100% werd verlaagd, omdat het college meende dat de appellant zelf ontslag had genomen. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende bewijs had geleverd voor deze conclusie. De informatie uit een brief van de voormalig werkgever van de appellant en het contact met het UWV waren onvoldoende om aan te tonen dat de appellant verwijtbaar algemeen geaccepteerde arbeid niet had behouden. De Raad concludeerde dat de appellant niet zelf ontslag had genomen, maar dat er sprake was van een misverstand. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het college werd veroordeeld tot het betalen van de volledige bijstand aan de appellant voor de maand juni 2020. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 4.118,- bedroegen.