ECLI:NL:CRVB:2022:2855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig onderzoek naar geschiktheid voor eigen werk als inpakker
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als inpakker werkzaam was, had een Ziektewet-uitkering ontvangen na een ziekmelding in februari 2018. De uitkering werd beëindigd per 13 april 2018, omdat de bedrijfsarts de appellant arbeidsgeschikt achtte. De appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er geen zorgvuldig onderzoek was gedaan naar zijn beperkingen. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende onderzoek had gedaan en de medische gegevens correct had beoordeeld.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat er geen zorgvuldig onderzoek was gedaan. Het Uwv, dat de beslissing tot beëindiging van de uitkering had genomen, verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen medische gegevens waren die erop wezen dat de appellant op de datum in geding niet in staat was om zijn werk als inpakker te verrichten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.