Uitspraak
20 2255 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
ZW-uitkering van appellante met ingang van 26 oktober 2018 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Bij besluit van 26 september 2018 (besluit 2) heeft het Uwv tevens geweigerd aan appellante met ingang van 16 november 2018 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen omdat zij niet gedurende 104 weken recht heeft gehad op een
ZW-uitkering.
re-integratiemogelijkheden van de betrokkene in kaart te brengen en dus een ander doel heeft dan de beoordeling door de verzekeringsarts van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat bij appellante geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Voor de stelling dat naast een beperking op item 5.4 (staan tijdens het werk), in de FML ook een beperking moet worden aangenomen op item 5.3 (staan) zijn geen aanknopingspunten gevonden in het dossier. Appellante heeft deze stelling ook niet met medische gegevens onderbouwd. Omdat geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling, is er geen reden om een onafhankelijk deskundige te benoemen. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.