ECLI:NL:CRVB:2022:2834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 maart 2022. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 22/864 ZW. De appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft op 25 augustus 2022 het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene, een B.V. en een ex-werknemer, heeft mr. K. Gomes verzocht om de appellant te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. De appellant heeft vervolgens aangegeven geen verweer te voeren tegen deze verzoeken.
De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overweegt dat volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die de betrokkene in hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, begroot worden op € 759,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 759,-. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door rechter F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai.