ECLI:NL:CRVB:2022:2834

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
22/864 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 maart 2022. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 22/864 ZW. De appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft op 25 augustus 2022 het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene, een B.V. en een ex-werknemer, heeft mr. K. Gomes verzocht om de appellant te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. De appellant heeft vervolgens aangegeven geen verweer te voeren tegen deze verzoeken.

De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overweegt dat volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die de betrokkene in hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, begroot worden op € 759,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 759,-. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door rechter F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2022
22/864 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 maart 2022, 20/6797 ZW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[Naam B.V.] te [vestigingsplaats] (betrokkene)
[Naam ex-werknemer] te [woonplaats] (ex-werknemer)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 25 augustus 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. K. Gomes verzocht appellant te veroordelen in de
proceskosten in hoger beroep.
Appellant heeft bij brief van 10 oktober 2022 meegedeeld geen verweer te voeren tegen de verzochte proceskostenveroordeling.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:118, eerste lid, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van een verweerschrift).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai