Uitspraak
21 2998 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WGA-vervolguitkering te beëindigen. Appellant, die sinds 2014 met gewrichts- en psychische klachten kampt, was eerder volledig arbeidsongeschikt verklaard, maar na een herbeoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid was gedaald tot minder dan 35%. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek en het niet opvragen van informatie bij zijn psycholoog, overwogen. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige juist is. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische oordelen en dat de beëindiging van de WGA-vervolguitkering terecht is geweest.