ECLI:NL:CRVB:2022:2829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant. Appellant, die in 2014 ziek was geworden door rugklachten en klachten aan zijn handen en knieën, had in 2019 opnieuw ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde hem ziekengeld toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. Appellant had aangevoerd dat zijn klachten waren toegenomen en dat er meer beperkingen aangenomen hadden moeten worden, maar dit werd niet onderbouwd met medische informatie. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de beperkingen van appellant op 30 september 2019 niet ernstiger waren dan in 2016, en dat hij geschikt was voor de geduide functies.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier K.M. Geerman.