ECLI:NL:CRVB:2022:2813
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. G. Grijs, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep. Op 19 september 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 20 september 2022 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft geen verzet aangetekend tegen deze veroordeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv al door de rechtbank was veroordeeld tot vergoeding van de kosten in beroep, moest de Raad enkel oordelen over de kosten in bezwaar en hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op een proceskostenvergoeding van in totaal € 1.300,-, bestaande uit € 541,- voor de kosten in bezwaar en € 759,- voor de kosten in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2022.