ECLI:NL:CRVB:2022:2812

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
21/602 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N. Abalhaj, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 4 januari 2021. Het hoger beroep betreft een verzoek om veroordeling tot vergoeding van proceskosten en wettelijke rente na een gewijzigde beslissing op bezwaar door het Uwv op 1 september 2022. Tijdens de zitting op 27 juli 2022 is het onderzoek geschorst en heeft appellante haar hoger beroep op 12 september 2022 ingetrokken, omdat het Uwv tegemoet was gekomen aan haar bezwaren.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen recht heeft op vergoeding van kosten in verband met rechtsbijstand in bezwaar, omdat zij zelf bezwaar heeft gemaakt. Echter, de Raad heeft wel aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het beroep en het hoger beroep.

De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.036,-, bestaande uit € 1.518,- voor de behandeling in beroep en € 1.518,- voor de behandeling in hoger beroep. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. De Raad heeft appellante geadviseerd om voor vergoeding van het betaalde griffierecht zich rechtstreeks tot het Uwv te wenden. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2022
21/602 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a, 8:88 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
4 januari 2021, 19/3386 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. N. Abalhaj hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Abalhaj. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele.
Ter zitting heeft de Raad het onderzoek geschorst.
Het Uwv heeft op 1 september 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 12 september 2022 heeft mr. Abalhaj namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 1 september 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Voor een vergoeding van kosten in verband met rechtsbijstand in bezwaar bestaat geen aanleiding, omdat appellante destijds zelf bezwaar heeft gemaakt.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep en € 1518,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.036,-
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.036,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai