ECLI:NL:CRVB:2022:2811

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
22/527 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. R. Küçükünal, advocaat van appellant, na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 22 april 2022. Op 9 juni 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten van appellant in zowel de eerste als de tweede instantie te vergoeden, evenals het griffierecht.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en 8:108, die betrekking hebben op proceskostenveroordelingen bij intrekking van het beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, waardoor de kosten in bezwaar al vergoed zijn. De Raad heeft vervolgens de proceskosten in beroep en hoger beroep begroot op € 2.277,-, bestaande uit € 1.518,- voor de kosten in beroep en € 759,- voor de kosten in hoger beroep.

De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat het Uwv wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellant. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter F.M. Rijnbeek, met H. Alajai als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2022
22/527 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2022, 21/2377 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 22 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 9 juni 2022 heeft mr. Küçükünal namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bij brief van 29 juli 2022 meegedeeld bereid te zijn de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep en het griffierecht in beide instanties te vergoeden. Verder heeft het Uwv erop gewezen dat het de proceskosten van appellant uit de bezwaarfase al vergoed heeft.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 22 april 2022 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor verleende rechtsbijstand € 2.277,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai