ECLI:NL:CRVB:2022:2810

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
20/4012 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 20/4012 ZW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.M. Voogt, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 oktober 2020. Het hoger beroep werd ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 17 mei 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het Uwv tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. De appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Raad heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant recht heeft op een proceskostenvergoeding, die is begroot op € 3.765,28, inclusief reiskosten. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een hogere wegingsfactor toe te kennen voor de verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar gedaan en de kostenveroordeling is een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht, vooral in het kader van proceskosten bij intrekking van beroep. De appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2022
20/4012 en 22/159 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
16 oktober 2020, 20/763 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.M. Voogt, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 17 mei 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 31 mei 2022 heeft mr. Voogt namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bij brief van 23 juni 2022 op het verzoek om proceskostenveroordeling gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a. eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking
van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het
beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij
afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden
veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van
overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde
beslissing op bezwaar van 17 mei 2022 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de
behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de aan appellant verleende rechtsbijstand begroot op € 1.082,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting), € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.138,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hogerberoepschrift en 0.5 punt voor de schriftelijke zienwijze). Voor toekenning van een hogere wegingsfactor dan 1 (gemiddeld) ziet de Raad geen aanleiding. Ook komen de door appellant gemaakte reiskosten van € 26,78 voor vergoeding in aanmerking. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.765,28.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.765,28.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai