ECLI:NL:CRVB:2022:2808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.E.J. Elemans, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 maart 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 december 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 21/1263 ZW. Het hoger beroep volgde op een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 18 juli 2022. Appellant heeft op 28 juli 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen het Uwv.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 3.359,-, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep.
De uitspraak is openbaar gedaan en de Raad heeft de beslissing opgemaakt door S.B. Smit-Colenbrander, met H. Alajai als griffier. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.