ECLI:NL:CRVB:2022:2807

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
22/356 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 22/356 ZW) tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.A. van Ham, heeft hoger beroep ingesteld na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 21 maart 2022. Op 5 april 2022 heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en tot vergoeding van wettelijke rente. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb, indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld in de kosten. Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moest de Raad alleen oordelen over de kosten in beroep en hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die de appellant redelijkerwijs heeft moeten maken, begroot op € 1.518,- in beroep en € 759,- in hoger beroep, wat in totaal € 2.277,- bedraagt.

Daarnaast is het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. De Raad verwijst voor de wijze van rente berekening naar een eerdere uitspraak van 25 januari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958). Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan de appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2022
22/356 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a, 8:88 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
31 december 2021, 20/2680 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.A. van Ham, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 21 maart 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 5 april 2022 heeft mr. Van Ham namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 maart 2022 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep en € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.277,-
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december.
(getekend)S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai