ECLI:NL:CRVB:2022:2806

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
21/1001 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door appellante, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De intrekking van het hoger beroep vond plaats op 19 mei 2022, nadat het Uwv op 20 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, maar dat er nog een oordeel moest komen over de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 1.518,- voor de procedure in beroep en € 759,- voor de procedure in hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.277,- voor verleende rechtsbijstand. Daarnaast zijn ook de kosten van een deskundigenverslag van € 89,65 voor vergoeding in aanmerking gekomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het Uwv veroordeeld in de kosten van appellante tot een totaalbedrag van € 2.366,65. Deze uitspraak is gedaan door rechter F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2022
21/1001 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 februari 2021, 19/1076 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] , gevestigd te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.L. Riezebos-Naberman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 20 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 19 mei 2022 heeft mr. Riezebos-Naberman namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 20 april 2022 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor verleende rechtsbijstand € 2.277,-.
Met betrekking tot de gemaakte kosten van €89,65 voor het aan appellante uitgebrachte deskundigenverslag, is de Raad van oordeel dat ook deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.366,65.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai