ECLI:NL:CRVB:2022:2805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. H. Sala, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 5 maart 2021. Appellant heeft op 28 juli 2022 het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. Het Uwv heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen deze proceskostenveroordeling en heeft toegezegd het griffierecht te vergoeden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, die redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 3.359,-, inclusief de kosten voor het indienen van het bezwaarschrift, het beroepschrift en het hogerberoepschrift.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Appellant kan zich voor de vergoeding van de betaalde griffierechten rechtstreeks tot het Uwv wenden.