ECLI:NL:CRVB:2022:2760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning WGA-uitkering en duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen IVA-uitkering toe te kennen, omdat er geen sprake zou zijn van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid. Appellant, die lijdt aan een chronisch psychotisch beeld, heeft in eerste instantie een WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv heeft deze beslissing later herzien. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij de medische beoordeling van het Uwv heeft onderschreven. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar het Uwv heeft de eerdere beslissing verdedigd met verwijzing naar rapporten van verzekeringsartsen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er op de datum in geding, 28 november 2019, geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de verzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd dat er op dat moment nog behandelmogelijkheden waren die de belastbaarheid van appellant konden verbeteren. De Raad heeft ook opgemerkt dat de omstandigheid dat een behandeling achteraf gezien niet het verwachte resultaat heeft opgeleverd, geen reden is om de eerdere verwachtingen van de verzekeringsarts te herzien. De uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, met O.N. Haafkes als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2022.