ECLI:NL:CRVB:2022:2757
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering te beëindigen. Appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, was van mening dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct was vastgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat zij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beperkingen zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 september 2019 overeenkwamen met die van een eerdere beoordeling en dat er geen nieuwe medische informatie was die de claim van appellante kon onderbouwen. Appellante voerde aan dat haar medische situatie niet was verbeterd en dat het Uwv haar beperkingen had onderschat, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met haar klachten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de functies die aan appellante waren toegewezen, passend waren, ondanks haar klachten. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.