ECLI:NL:CRVB:2022:2744

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
21/1657 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten volkstuin op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 26 maart 2021. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van een volkstuin ter hoogte van € 1.172,37. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten niet noodzakelijk waren en niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten voor de volkstuin noodzakelijk waren. De appellant had aangevoerd dat de volkstuin bijdroeg aan het voorkomen van verergering van zijn klachten en dat deze noodzakelijk was vanwege zijn sociaal isolement. Echter, deze stellingen werden niet onderbouwd met medische stukken en de Raad oordeelde dat het college terecht had gesteld dat het sociaal isolement op andere manieren kon worden aangepakt.

De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand was voldaan. Aangezien de appellant hierin niet slaagde, werd het hoger beroep afgewezen. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

21.1657 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 maart 2021, 20/5498 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 13 december 2022
Zitting heeft: mr. E.J.M. Heijs
Griffier: F.C. Meershoek
Voor appellant is mr. N. Talhaoui, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. Breure.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag van appellant om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van een volkstuin (€ 1.172,37). Aan de beslissing op bezwaar van 7 september 2020 (bestreden besluit) heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten niet noodzakelijk zijn en niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Bij de aangevallen uitspaak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eén van de voorwaarden om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen is dat de kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn.
Appellant heeft ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat aan deze voorwaarde is voldaan. De stelling dat de noodzaak voortvloeit uit de aard en ernst van zijn klachten en de volkstuin voorkomt dat zijn klachten verergeren, heeft hij niet met medische stukken onderbouwd. De stelling dat zijn volkstuin noodzakelijk is wegens zijn sociaal isolement, treft evenmin doel. Appellant heeft niet onderbouwd waarom het standpunt van het college, dat het gestelde sociaal isolement ook op andere manieren kan worden voorkomen, onjuist is. In dit verband heeft het college er overigens nog op gewezen dat appellant al vanaf 8 oktober 2018 ondersteuning ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in de vorm van een pgb-budget voor het sociaal en persoonlijk functioneren.
Appellant heeft ook gesteld dat het op de weg van het college lag om, gelet op zijn sociaal isolement, te onderzoeken welke kosteloze optie dan wel in de rede lag om de aanvraag rechtmatig te kunnen afwijzen. Ook die stelling kan hem niet baten. Het is immers aan appellant als aanvrager van de bijzondere bijstand om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden is voldaan.
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.