ECLI:NL:CRVB:2022:271
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde gokactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante. Appellante ontving sinds 27 maart 2005 bijstand op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een onderzoek door de gemeente Rotterdam naar de rechtmatigheid van de bijstand, zijn er onregelmatigheden ontdekt in de bankafschriften van appellante. Hieruit bleek dat appellante in de periode van augustus 2018 tot en met september 2019 meerdere pinbetalingen bij gokinstellingen had gedaan, zonder deze activiteiten te melden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft daarop besloten de bijstand over bepaalde maanden in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de intrekking van de bijstand onterecht was, omdat er in augustus 2018 geen opvolgende pintransacties per dag hebben plaatsgevonden. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht op bijstand zou hebben gehad als zij haar gokactiviteiten had gemeld. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen melding heeft gemaakt van haar gokactiviteiten en de opbrengsten daarvan, en dat zij daarmee haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, voor zover deze was aangevochten.
De uitspraak benadrukt het belang van het melden van relevante financiële activiteiten in het kader van het recht op bijstand en de gevolgen van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting.