In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die voor het laatst werkte als logistiek medewerker, had zich in 2016 ziek gemeld met zowel fysieke als psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De Raad heeft psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing als deskundige benoemd om de situatie van appellant te beoordelen. De deskundige concludeerde dat appellant ernstiger beperkt was dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd, met name op het gebied van sociaal functioneren en werktijden. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op een ondeugdelijke medische grondslag en droeg het Uwv op om dit gebrek te herstellen. De Raad benadrukte het belang van een zorgvuldige beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om de beperkingen van appellant correct vast te leggen in een nieuwe FML.