ECLI:NL:CRVB:2022:2702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning WGA-vervolguitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WGA-vervolguitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Appellant had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door het Uwv was zijn mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 42,65%, wat leidde tot een lagere WGA-vervolguitkering. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet goed waren beoordeeld.
Tijdens de zitting op 18 mei 2022 heeft appellant zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, mr. E.C. Spiering, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door J.C. Geldof. Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en aanvullende rapporten ontvangen van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Uiteindelijk heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd en erkend dat appellant recht heeft op een WGA-vervolguitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
De Raad heeft geoordeeld dat de eerdere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet zorgvuldig was en heeft het besluit van het Uwv vernietigd. De Raad heeft bepaald dat appellant met ingang van 12 oktober 2018 recht heeft op de hogere WGA-vervolguitkering en heeft de resterende verdiencapaciteit vastgesteld op € 1.134,78 per maand. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 4.497,50 bedragen, en moet het Uwv het griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.