ECLI:NL:CRVB:2022:2657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-vervolguitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een WGA-vervolguitkering ontving, had in hoger beroep de beëindiging van zijn uitkering aangevochten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het beroep van de appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Het Uwv had op 14 april 2020 besloten de WGA-vervolguitkering van de appellant per 14 oktober 2019 te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van de appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De appellant had zijn standpunt dat het Uwv zijn medische beperkingen had onderschat niet met objectieve medische gegevens onderbouwd. De verzekeringsartsen van het Uwv hadden voldoende gemotiveerd waarom er geen verdere urenbeperking nodig was dan 32 uur per week, rekening houdend met de tijd die de appellant moest besteden aan medische behandelingen.
Daarnaast heeft de Raad de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de functies samensteller en productiemedewerker textiel geschikt waren voor de appellant, ondanks zijn bezwaren over de werkomgeving. De Raad concludeerde dat de appellant niet kon worden gevolgd in zijn standpunt dat hij niet in staat was om de functie van telefonisch verkoper uit te oefenen, aangezien zijn beperkingen in de FML voldoende waren gemotiveerd. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.