ECLI:NL:CRVB:2022:2657

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
21/2924 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WGA-vervolguitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een WGA-vervolguitkering ontving, had in hoger beroep de beëindiging van zijn uitkering aangevochten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het beroep van de appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Het Uwv had op 14 april 2020 besloten de WGA-vervolguitkering van de appellant per 14 oktober 2019 te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was.

De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van de appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De appellant had zijn standpunt dat het Uwv zijn medische beperkingen had onderschat niet met objectieve medische gegevens onderbouwd. De verzekeringsartsen van het Uwv hadden voldoende gemotiveerd waarom er geen verdere urenbeperking nodig was dan 32 uur per week, rekening houdend met de tijd die de appellant moest besteden aan medische behandelingen.

Daarnaast heeft de Raad de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de functies samensteller en productiemedewerker textiel geschikt waren voor de appellant, ondanks zijn bezwaren over de werkomgeving. De Raad concludeerde dat de appellant niet kon worden gevolgd in zijn standpunt dat hij niet in staat was om de functie van telefonisch verkoper uit te oefenen, aangezien zijn beperkingen in de FML voldoende waren gemotiveerd. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

21.2924 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 juli 2021, 20/2977 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 30 november 2022
Zitting heeft: M. Schoneveld
Griffier: K.M. Geerman
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2022. Appellant is verschenen met zijn gemachtigde mr. M.P. de Witte, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. van Riet.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 14 april 2020 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn besluit van 13 augustus 2019 gehandhaafd, waarbij de WGA-vervolguitkering van appellant met ingang van 14 oktober 2019 is beëindigd omdat hij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2. De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek of de juistheid van het medisch oordeel. Appellant heeft (ook) in hoger beroep zijn standpunt, dat het Uwv zijn medische beperkingen heeft onderschat niet met (objectief) medische gegevens onderbouwd. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om een verdergaande urenbeperking aan te nemen dan 32 uur per week, in verband met de tijd die appellant moet besteden aan de medische en paramedische behandelingen.
3. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank terecht appellant niet gevolgd in zijn standpunt dat de functies samensteller (SBC 111180) en productiemedewerker textiel (SBC 272043) niet geschikt zijn omdat de werkzaamheden in een fabriekshal moeten worden uitgevoerd. Met de rechtbank wordt overwogen dat het standpunt van appellant berust op een te letterlijke interpretatie van het begrip ‘fabriekshal’. Het gaat om de aard van de werkzaamheden in deze functies en de werkomgeving waarin deze functies moeten worden verricht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 26 augustus 2020 voldoende gemotiveerd dat beide functies worden uitgeoefend in een (zeer) rustige werkomgeving en geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid op beoordelingspunt 3.7 (geluidsbelasting) van de FML van 1 juli 2019.
4. Appellant wordt evenmin gevolgd in zijn standpunt dat de functie van telefonisch verkoper (SBC 315173) niet geschikt is omdat hij de hele dag met klanten aan de telefoon zit en hij daartoe niet in staat is vanwege zijn agressieregulatie problematiek. In de FML van 1 juli 2019 is bij beoordelingspunt 2.8.1 (omgaan met conflicten) vermeld dat appellant een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend telefonisch of schriftelijk kan hanteren. Dat is in de functie van telefonisch verkoper het geval, zodat de rechtbank terecht heeft overwogen dat geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid. Indien en voor zover appellant ter zitting heeft aangevoerd dat hij op dit beoordelingspunt meer is beperkt dan het Uwv heeft aangenomen, slaagt deze grond niet. De verzekeringsartsen hebben deze beperking voldoende gemotiveerd en appellant heeft geen medische gegevens overgelegd die zijn standpunt ondersteunen.
5. Uit wat onder 1 tot en met 4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend.) K.M. Geerman (getekend.) M. Schoneveld