ECLI:NL:CRVB:2022:2656
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. van de Griend, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 23 december 2020 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/6791. Op 19 augustus 2022 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft mr. Van de Griend op 1 september 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding van het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens de zaak gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien het Uwv de kosten in bezwaar heeft vergoed, moest de Raad alleen oordelen over de kosten in beroep en hoger beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, die redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
De proceskosten zijn begroot op € 1.518,- voor het beroep en € 759,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.277,-. Appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2022.