ECLI:NL:CRVB:2022:2655

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
21/983 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L. Kuit, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 februari 2021. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de WIA. Op 2 juni 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 27 juni 2022 heeft mr. Kuit namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant, die bestonden uit kosten voor rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.

De proceskosten zijn begroot op € 1.518,- voor de procedure in beroep en € 759,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.277,-. De Raad heeft bepaald dat appellant zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 december 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 december 2022
21/983 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht
in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
8 februari 2021, 20/1861 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 2 juni 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 27 juni 2022 heeft mr. Kuit namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant, bestaande uit kosten voor de aan appellant verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 juni 2022 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor verleende rechtsbijstand € 2.277,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.277,-
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai