ECLI:NL:CRVB:2022:2655
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.L. Kuit, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 februari 2021. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de WIA. Op 2 juni 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Op 27 juni 2022 heeft mr. Kuit namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant, die bestonden uit kosten voor rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De proceskosten zijn begroot op € 1.518,- voor de procedure in beroep en € 759,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.277,-. De Raad heeft bepaald dat appellant zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 december 2022.