Uitspraak
21.3212 ZW
mr. I.L.M. Dunselman.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als laborant/procesoperator werkte, had zich op 25 februari 2019 ziek gemeld vanwege klachten van een voedselvergiftiging en psychische problemen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
Tijdens een eerstejaars ZW-beoordeling heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat appellant, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Op basis hiervan heeft het Uwv besloten dat appellant met ingang van 25 maart 2020 geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was en dat zijn beperkingen waren onderschat. Hij verzocht de Raad om een deskundige te benoemen om de medische beoordeling te toetsen. De Raad oordeelde echter dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische grondslag van het besluit van het Uwv. De Raad onderschreef de bevindingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.