ECLI:NL:CRVB:2022:2647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
WIA-beoordeling en deugdelijkheid van motivering door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de WIA-beoordeling. Appellant, die zich op 6 januari 2011 ziek meldde vanwege psychische klachten, heeft in het verleden verschillende uitkeringen ontvangen op basis van zijn arbeidsongeschiktheid. De mate van arbeidsongeschiktheid is door het Uwv vastgesteld op 74,65% per 18 december 2017. Appellant is van mening dat het Uwv een verdergaande urenbeperking had moeten aannemen dan de vastgestelde 7 uur per dag en 35 uur per week, en heeft dit in hoger beroep aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en psychiater J.K. van der Veer als deskundige benoemd. Deze deskundige concludeerde dat de eerder vastgestelde urenbeperking niet in lijn is met de ernst van de psychische klachten van appellant. De Raad oordeelt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van appellant en dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en draagt het Uwv op om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij de urenbeperking in een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) moet worden aangepast conform de conclusies van psychiater Van der Veer. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant.